- high
- adj. hoog; adellijk; stoned (door de drugs)--------adv. hoog, boven--------n. verheven; hoge versnelling; hoogtepunthigh1[ haj] 〈zelfstandig naamwoord〉1 (hoogte)record ⇒ toppunt2 〈meteorologie〉hogedrukgebied3 〈slang〉roes ⇒ euforie, het high-zijn 〈door drugsgebruik〉4 hoogste versnelling♦voorbeelden:1 hit a high • een hoogtepunt bereiken4 move into high • in de hoogste versnelling zetten¶ from on high • uit de hemel————————high2〈higher〉I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 hoog ⇒ hooggeplaatst, verheven2 intens ⇒ sterk, groot3 belangrijk4 vrolijk♦voorbeelden:1 ace is high • de aas is hooghigh camp • superkitsch(erig)high circles • hogere kringenhigh command • opperbevelHigh Commission • ambassade van een Gemenebestlid in een ander GemenebestlandHigh Commissioner • Hoge Commissaris〈Brits-Engels〉 High Court (of Justice) • hooggerechtshofhigher court • hoger rechtscollegehigh fashion • haute couturehigh frequency • hoge frequentie 〈in het bijzonder radiofrequentie〉High Mass • hoogmisa high opinion of • een hoge dunk vanhave friends in high places • een goede kruiwagen hebben〈ook meteorologie〉 high pressure • hoge druk; 〈informeel〉agressiviteit 〈van verkooptechniek e.d.〉high priest • hogepriester〈Brits-Engels〉 High Sheriff • schouthigh society • de hogere kringenhigh table • hoger gelegen tafel 〈voor eregasten〉high tide • hoogwater, vloed; 〈figuurlijk〉hoogtepunthigh water • hoogwaterthe Most High • de Allerhoogste2 high explosive(s) • brisante springstofhigh gear • hoge versnellinghigh hopes • hoge verwachtingenhigh holiday • joods nieuwjaar; Grote Verzoendaga high wind • een harde wind3 high voltage • hoogspanninghigh treason • hoogverraad4 in high spirits • vrolijk¶ be/get on one's high horse • een hoge toon aanslaan〈Amerikaans-Engels; informeel〉 high roller • patser, iemand die met geld smijt, supergokkerthe high sea(s) • de volle zeeplay for high stakes • het hoog spelen〈Brits-Engels〉 high tea • vroeg warm eten, vaak met thee〈informeel〉 a high old time • een mieterse tijdcome hell or high water • wat er ook gebeurthigh and dry • gestrand; 〈figuurlijk〉zonder middelenhigh and mighty • uit de hoogteII 〈bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 gevorderd ⇒ hoog, op een hoogtepunt♦voorbeelden:1 high noon • midden op de daghigh season • hoogseizoenhigh summer • hoogzomerit's high time we went • het is de hoogste tijd om te gaan¶ High Dutch • NederlandsIII 〈bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉 〈informeel〉1 aangeschoten ⇒ zatjes2 〈+on〉bedwelmd (door) ⇒ high (van)♦voorbeelden:2 high as a kite • zo stoned als een garnaal 〈met dank aan Koot en Bie〉————————high3〈bijwoord〉1 hoog ⇒ zeer2 schel♦voorbeelden:¶ hold one's head high • zijn hoofd niet laten hangenfeelings ran high • de emoties liepen hoog opride high • succes hebbensearch high and low • in alle hoeken zoeken→ hoghog/
English-Dutch dictionary. 2013.